Cash 90 Hommage Johnny Cash De Factorij Zaventem (03-02-2022) report & photo credits: Anja Cleemput info club: De Factorij © Rootsville 2022 |
---|
Nadat wij ’s lands topmuzikanten Guy Swinnen, Patrick Riguelle, Bjorn Eriksson, Piet De Pessemier, Axl Peleman, Jan Hautekiet en Ron Reuman vorig jaar al zagen schitteren met hun “Dylan 80”-tribute, stond ditmaal the man in black, country-icoon Johnny Cash centraal. Deze niet altijd zo brave man zou dit jaar 90 kaarsjes uitgeblazen hebben, maar ruimde al bijna 2 decennia geleden het tijdelijke voor het eeuwige in.
Naar analogie met Cash zijn “Tennessee Two” noemt dit puike gezelschap zich dan ook toepasselijk “the Tennessee Eight”. De voor deze gelegenheid strak in het pak gehulde Piet De Pessemier mocht stijvol de toon zetten met een fier “Folsom Prison” en anders dan andere tributes zoals “The Johnny Cash Roadshow” of “Church of Cash” gaat het hier niet om coverversie, maar een persoonlijke interpretatie van Johnny Cash zijn bekende en ook vergeten parels waarbij ieder bandlid van deze Belgisch All Star Band zijn persoonlijke stempel mocht drukken.
Ook zo voor éminence grise Patrick Riguelle met het minder gekende “Don’t take your guns to town”. De andere Belgische rocklegende die hem flankeerde, Guy Swinnen, mocht daarna op een bedje van mondharmonica zijn draai geven aan de gezapige countrydeun “Orange Blossom Special”. Al vroeg in de set werd het door maar liefst 5 gitaren voortgestuwde “I Walk the Line” ingezet als een duet tussen Bjorn Eriksson en de voor de gelegenheid in allerijl opgetrommelde Chantal Kashala, die inviel voor de door ziekte geteisterde Nathalie Delcroix, maar ze deed dit met veel verve.
Bjorn Eriksson bracht nog een Dylanesk aandoend “Straight A’s in Love” ten berde en daarna mocht Piet De Pessemier zich klassevol aanschurken tegen de classic “Sunday Morning Coming Down” (ook gekend in de hitversie van Kris Kristofferson). In een vogelvlucht ging het over “Hey Porter”, het eerste singeltje dat Cash in 1954 uitbracht op het legendarische Sun Records label van producer Sam Philips. Guy Swinnen wist zowaar een Scabs-feel te geven aan “Cocaine Blues”, terwijl “If I were a Carpenter” als een smachtend duet gebracht werd zoals Johnny Cash en zijn June Carter destijds de hitlijsten bestormden met hun gemeenschappelijke versie.
Patrick Riguelle bracht vervolgens een doorleefd "Streets of Laredo", als ware het een Irish traditional én met enthousiaste assistentie van het talrijk opgekomen publiek, want voor het eerst in maanden mocht de zaal voor 70% gevuld zijn, en de blijdschap die dit veroorzaakte, was tastbaar in de prachtige schouwburg van de Factorij.
Opnieuw kruiste Patrick Riguelle de vocale degens met Bjorn Ericsson met “Girl from the North Country”, Dylan en Johnny Cash waren immers beste maatjes. Jan Hautekiet verleende met warme accordeontonen een extra cachet aan de prachtversie van deze song.
De oorspronkelijk voorziene singalong werd uit uiterste voorzichtigheid vervangen door een solospotje vooraan door Patrick Riguelle met “The Beast in Me” van Nick Lowe, die zich een tijdje de schoonzoon van Johnny Cash mocht noemen.
Na dit rustpunt trok Piet De Pessemier het tempo weer wat op met een viriel “Cry Cry Cry” (oorspronkelijk een B-kantje) en mocht Guy Swinnen zijn stempel drukken op “Thing Called Love” en het ook vaak door Roland van Campenhout gebrachte “Wayfaring Stranger”, met Patrick Riguelle op lapsteel. De stemmen van Bjorn Ericsson en Patrick Riguelle mochten weer mooi samen blenden tijdens het controversiële “A Boy Named Sue”.
Vervolgens werd de gevoelige snaar weer even beroerd met het prachtige duet “I still miss someone”, gevolgd door een felle bebop-versie van “Luther Played the Boogiewoogie”.
Onze “Tennesse Eight” wisten ons daarna aanstekelijk op sleeptouw te nemen voor de finale met Chantal Kashala in een glansrol tijdens “Ring of Fire” en “Jackson”. Vervolgens kreeg Axl Peleman zijn moment de gloire met een verstillend mooi gezongen “Hurt”.
Er volgden nog twee bissers die de kers op de taart zetten met “Big River” en het door de voltallige équipe hernomen “Cry Cry Cry”. Zo kwam een eind aan een sfeervolle avond, weliswaar met mondmasker maar het was al erg aangenaam om met meer dan 200 mensen muzikaal te verbroederen in het fraaie en aangename kader van de Factorij.